Richt openbare ruimte in voor ‘alledaagse attentheid’

Leestijd: 5 minuten

Hoogleraar Monique Kremer pleit voor buurten die uitnodigen tot écht contact, en munt daarvoor de term ‘alledaagse attentheid’: het simpele gegeven dat mensen elkaar niet alleen zien, maar ook groeten of hulp aanbieden. De inrichting van de openbare ruimte speelt een sleutelrol in die socialere samenleving, vooral ook de ruimte direct om de woning heen.

Onderstaand artikel stond in eerder in vakblad Stedelijk Interieur. Interesse in dit soort artikelen? Neem een proefabonnement op dit vakblad.

In haar onderzoek naar actief burgerschap richt Monique Kremer, bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap aan de UvA, zich op hoe mensen bijdragen aan de samenleving. 

Daarbij zoomt ze in op “alledaagse attentheid”, een sociaal fenomeen dat zich afspeelt in de ruimte tussen vreemden en bekenden: elkaar groeten op straat, even oogcontact maken, een boodschappentas helpen dragen. Dat zijn de kleine daden die zorgen voor een groter gevoel van verbondenheid in de buurt.

Volgens Kremer begint die sociale verbinding bij de voordeur. ‘Voor veel mensen, zeker ouderen of mensen met een beperking, is het belangrijk dat ze vanuit hun woning stapsgewijs de publieke ruimte kunnen betreden. Eerst een binnentuin of beschutte plek, daarna pas de drukte van een park of plein.’ Die gelaagde opbouw helpt bewoners om zich zeker te voelen en verlaagt de drempel om anderen te ontmoeten.

In sommige wijken moet je al blij zijn met een gevoel van vertrouwdheid, daar is intensief contact volgens Kremer nog een stap te ver. ‘De fysieke inrichting moet aansluiten bij het “sociale startpunt” van een buurt. In zulke buurten moet je dus niet meteen mikken op intensief contact, maar eerst zorgen voor laagdrempelige, veilige, vertrouwde plekken.’

HEMA als hub

Volgens Kremer is publieke familiariteit een basisvoorwaarde voor sociaal contact. De fysieke inrichting (bijvoorbeeld waar je een bankje plaatst, hoe breed een stoep is) kan ontmoeting stimuleren of juist afremmen. Als de sociale basis in een buurt al zwak is, werkt een uitnodigend bankje op een drukke plek misschien averechts. 

Daarom zegt Kremer: ontwerp op maat. Kijk wat sociaal haalbaar is in een wijk en stem daar het ontwerp op af. ‘Zorg voor bankjes die goed gepositioneerd zijn, voor stoepen die niet te smal, maar ook niet te breed zijn. 

Niet alleen het stedelijk interieur doet er overigens toe, Kremer benadrukt ook het belang van plekken met een functie. ‘Een bankje bij een speeltuin of een bloemenstalletje nodigt eerder uit tot een praatje dan eentje op een leeg grasveld. Mensen zoeken een aanleiding om te blijven of om iemand aan te spreken.’ 

Zorg voor bankjes die goed gepositioneerd zijn, voor stoepen die niet te smal, maar ook niet te breed zijn. 

Vergeet ook commerciële plekken niet, voegt de hoogleraar toe. Winkels zoals HEMA of lokale middenstanders kunnen onverwacht belangrijke sociale hubs zijn. ‘Dit heeft grotendeels te maken met dat een HEMA primair geen ontmoetingsplek is, waardoor er minder aandacht en druk gevestigd ligt op het contactmoment.’

Dergelijke commerciële plekken bieden inspiratie voor de “gratis” openbare ruimte: verweef de ontmoetingsplek subtiel met de ruimte rondom, in de nabijheid van andere functies. Een goed park of plein hoeft bovendien niet voor iedereen tegelijk te werken. 

‘Als je probeert om inclusiviteit te forceren, voelt uiteindelijk niemand zich thuis’, stelt Kremer. ‘Een goed ontworpen plein heeft plekken om te passeren, te ontmoeten én je terug te trekken.’

Sociale infrastructuur

Toch draait alledaagse attentheid niet alleen om stenen en stoeptegels. Sociale professionals zijn essentieel. ‘Een opbouwwerker of een beheerder van een park kan net dat zetje geven om mensen met elkaar in gesprek te brengen’, zegt Kremer. ‘Zeker bij eenzaamheid of kwetsbaarheid is die sociale laag cruciaal.’

Ook een heldere zorgstructuur is belangrijk. ‘Als je niet weet waar je terechtkunt met zorgen over een buurman, houd je je in. Maar weten waar goede zorg te vinden is, maakt dat mensen zich vrijer voelen om een helpende hand te bieden.’ Kremer wijst erop dat Nederland vaak wél een meldpunt overlast kent, maar geen laagdrempelige vorm daarvan. 

Een opbouwwerker of een beheerder van een park kan net dat zetje geven om mensen met elkaar in gesprek te brengen.

Bijvoorbeeld voor wie zich zorgen maakt over de buurman omdat de gordijnen dicht zijn. ‘Een rollator naar boven dragen voor een buur? Ja. Maar als het complexer wordt, haken mensen af omdat niet duidelijk is waar de verantwoordelijkheid eindigt.’

Vergroening van de stad biedt volgens Kremer grote kansen om sociale relaties te versterken. ‘Samen een boom planten is een natuurlijk moment voor contact. Maar het werkt alleen als het ook onderhouden wordt en als het niet altijd dezelfde actieve bewoners zijn die meedoen.’ 

Hetzelfde geldt voor buurtinitiatieven rond energie of afvalscheiding. Ze kunnen sociaal weefsel versterken, maar vragen om betrokken professionals. ‘Mensen starten graag iets op, maar het onderhouden is moeilijker. Gemeenten kunnen hier meer in betekenen.’

Hoogleraar Monique Kremer. Foto: UvA.

Menselijke maat

In een tijd van vergrijzing, langer thuis wonen en druk op zorgsystemen, wordt de directe leefomgeving steeds belangrijker. Willen we de samenleving weer socialer maken, dan is de buurt volgens Kremer een belangrijk schaalniveau.

 ‘Voor veel mensen is de buurt hun belangrijkste leefwereld. Kinderen, ouderen, mensen met een ggz-achtergrond: allemaal hebben ze baat bij een wijk die hen ondersteunt.’

Toch zijn er ook uitdagingen. In buurten met veel tijdelijke bewoners of arbeidsmigranten is het moeilijker om binding en verantwoordelijkheid te ontwikkelen. 

‘Mensen gebruiken de ruimte wel, maar voelen zich er minder mee verbonden. Als je ergens maar kort woont, investeer je ook minder.’

Daarom is het volgens Kremer belangrijk dat ontwerpers, woningcorporaties en gemeenten niet ontwerpen voor de doorsneeburger, maar vanuit de behoeften van de kwetsbaarste gebruiker. 

‘Volg het pad van mensen die moeilijker ter been zijn, kijk waar ze letterlijk over struikelen. Dan zie je pas waar de publieke ruimte tekortschiet.’

Tussen privé en publiek

Uiteindelijk pleit Kremer voor buurten waarin je geleidelijk van je woning naar de openbare ruimte beweegt. ‘Mensen hebben vaak behoefte aan een tussenzone: eerst even buiten in de binnentuin, dan het plein of park. Dat helpt om vertrouwen te krijgen in de omgeving.’

In Den Haag ziet ze een goed voorbeeld: park De Verademing. ‘Vroeger was het een afgesloten gebied met hoge muren. Nu is het een open park met sportvelden, een speeltuin en wandelpaden. Je ziet mensen van alle leeftijden en achtergronden elkaar tegenkomen. Er zijn beschutte plekken, maar ook ruimte voor ontmoeting.’

Oproep tot actie

Kremer roept ontwerpers, beleidsmakers en beheerders op om alledaagse attentheid mee te nemen in hun visie. ‘Ontwerp niet alleen functioneel of esthetisch, maar kijk wat mensen nodig hebben om zich veilig en welkom te voelen.’

En bovenal: neem sociaal contact serieus. ‘Een praatje op straat lijkt klein, maar kan voor iemand die eenzaam is van grote betekenis zijn. Het is tijd dat we de openbare ruimte niet alleen zien als iets dat mooi of praktisch moet zijn, maar als een plek waar relaties kunnen ontstaan.’