De discussie over binnenstedelijk- of buitenstedelijk bouwen is ondergeschikt aan een andere kwestie: namelijk hoe we gebieden creëren waar mensen gezond en veilig kunnen leven. Dat zegt Rijksbouwmeester Francesco Veenstra in de podcast Ruimte Zat! van ROmagazine, Stadszaken en vakblad BT. In deze aflevering staat de vraag centraal: hoe, wat en waar moeten we gaan bouwen?
‘We wonen in Nederland nog niet te ruim en zullen ook nog steeds in staat zijn om in laaggelegen gebieden te blijven bouwen. Wel moeten we af van Vinex-achtige nieuwbouw.’ Dat waren de antwoorden van Rijksbouwmeester Francesco Veenstra, op drie stellingen in de podcast Ruimte Zat.
Maar wellicht is de discussie over binnenstedelijk en/of buitenstedelijk bouwen niet eens de belangrijkste, vervolgde Veenstra. ‘Belangrijker is misschien wel de vraag hoe we tegen het jaar 2100 zorgen voor leefomgevingen waarin de relatie tussen mensen, natuur en veiligheid écht gewaarborgd is.’
Want terwijl veel ruimtelijke vraagstukken op tafel liggen, is CO2-reductie volgens de Rijksbouwmeester de leidende. ‘Hierbinnen kunnen we misschien alle ruimtelijke veranderingen aan elkaar koppelen. Belangrijk is het daarbij om te werken aan meer ruimtelijke combinaties.’
Veenstra wees op de projecten die hij vanwege zijn werk voor het College van Rijksadviseurs voorbij zag komen. ‘We zetten veel in op biobased en natuurinclusief bouwen. Onder meer bij het laagstedelijke en landelijke Oirschot in Brabant, of bij het hoogstedelijke en stadse Zwolle.’
In Oirschot zijn woningen ontwikkeld binnen een bestaand agrarisch gebied, waarbij de agrarische structuren behouden bleven en zowel boeren als inwoners enige ruimte inleverden. Dit leidde tot een efficiënter gebruik van de ruimte door ruimtelijke combinaties: ‘Hier ontstond een synergie tussen wonen, recreatie en bedrijvigheid, met als bijkomend voordeel een betere wateropvang.’
Kleiner wonen wetmatigheid
Veenstra vreest dat kleiner wonen een wetmatigheid gaat worden voor nieuwbouw. Al wijst hij erop dat dat geen radicale koerswijziging betekent. ‘Want vergeet niet dat we al acht miljoen woningen hebben die in de meeste gevallen hetzelfde blijven.’
Het is belangrijker om bij nieuwbouw te kijken naar de economie kansen. Dit is een essentiële aanjager voor een geslaagd woongebied, zegt hij. ‘Zonder economische zekerheid trekt een gebied geen nieuwe inwoners aan. Zie die kansen en durf daar als overheid en markt in te investeren.’
Volgens de Rijksbouwmeester ligt het werk rondom nieuwbouw nu vooral bij de markt. Maar om deze markt te sturen, moet het Rijk voorspelbaarheid blijven bieden. ‘Ontwikkelaars en bouwbedrijven moeten hun investeringen kunnen veiligstellen en hebben behoefte aan een langere termijnplanning. Gelukkig zie ik dat zowel het vorige als het huidige kabinet zich hiervan bewust is.’
Veenstra ging ook in op de risico’s en kaders rondom water en bodem, infrastructuur, mobiliteitsbewegingen en welk type woningen we moeten bouwen voor verschillende type mensen. Dat hoor je in de gehele podcastaflevering.
Zestien adviezen aan politiek
Francesco Veenstra is sinds september 2021 Rijksbouwmeester en als zodanig voorzitter van het College van Rijksadviseurs. Waar de twee Rijksadviseurs voor de Fysieke Leefomgeving vanaf februari zullen worden vervangen, is Veenstra nog aangesteld tot september 2026.
Vorig jaar bracht het college in aanloop naar de verkiezingen nog zestien adviezen uit aan de programmaschrijvers: ‘Water en bodem echt sturend, meer ruimtelijke innovaties, denk regionaal én Europees, ontwikkel een generatietoets en stel een minister van Ruimtelijke Ontwikkeling en Leefomgeving aan.’