Stedelijk Interieur Congres: ‘Laat burgers en bedrijven investeren in stadsgroen’

Leestijd: 4 minuten

De rekening voor een groene leefomgeving hoort niet alleen bij overheden te liggen, maar bij iedereen die er voordeel uit haalt. Dat zei Minouche Besters, partner bij de stadsmaker STIPO. Zij was donderdag hoofdspreker op het Stedelijk Interieur Congres in Arnhem en ziet kansen om groenvoorzieningen te laten cofinancieren en onderhouden door bewoners, ondernemers en ontwikkelaars. 

Zonder cofinanciering door bewoners, ondernemers of andere partijen gaat het gemeenten niet lukken om hun steden en dorpen volledig te vergroenen. Dat zegt Minouche Besters van STIPO, een bureau dat gespecialiseerd is in stedelijke ontwikkeling en placemaking. 

Gemiddeld is zo’n 60 procent van de stad particuliere grond. Met alleen de publieke ruimte kunnen gemeenten klimaatadaptieve doelstellingen niet halen. 

Gemeenten hebben volgens Besters überhaupt onvoldoende middelen om steden en dorpen volledig en op tijd klimaatadaptief in te richten.  

‘De huidige plancapaciteit is ontoereikend. Als er honderden straten per jaar vergroend moeten worden en gemeenten slagen er jaarlijks enkel in om tot 30 te komen… reken zelf maar uit.’ 

Gemeenten die de rekening voor klimaatadaptieve projecten willen delen, moeten in ruil daarvoor wel met investerende partijen om de tafel om deze samen vorm te geven. Dit maakt het vanzelfsprekender dat ook het onderhoud bij die partijen gelegd kan worden. 

Iedereen profiteert 

Zij geeft enkele voorbeelden waarin cofinanciering voor de hand ligt. Zo zouden ondernemersverenigingen aangesproken mogen worden om bij te dragen bij vergroende winkelstraten. Dit levert hun namelijk meer bezoekers op. 

Een ondergrondse parkeergarage onder een woontoren hoeft niet meer onder water te lopen als de directe omgeving onthard wordt: een deel van de rekening zou naar de vastgoedondernemer mogen. 

Besters: ‘Als straks hele steden vergroend zijn, op straatniveau, op daken en aan gevels, dan heeft iedereen daar profijt van. Van hotels tot hele woonwijken: een groene leefomgeving heeft positieve effecten.’ 

In veel gevallen gaat dit nog niet op. Zo is in Utrecht de Croesselaan, naast het hoofdkantoor van de Rabobank, getransformeerd naar een groene ontmoetingsplek. Omdat de plek aantrekkelijk is voor werknemers, hadden partijen zoals de Rabobank kunnen mee-investeren.  

‘De Rabobank wil zich graag profileren als een duurzame instantie. De gemeente heeft hier echter geen gebruik van gemaakt. Terwijl werknemers wel baat hebben bij dat groen voor de deur.’ 

Vergroeningsfonds 

Op het Stedelijk Interieur Congres draagt Besters meerdere vormen voor financieringsconstructies aan.  

Gemeenten die de rekening voor de groene, gezonde leefomgeving graag splitten, kunnen denken aan stadsbrede duurzaamheids- of vergroeningsfondsen. Het geld kan dan worden besteed aan projecten door heel de stad, ook als bepaalde financiers hen niet direct baat bij hebben. 

Gemeenten kunnen ook, zoals bij het Beurskwartier in Utrecht voor is gekozen, kiezen voor een gebiedsorganisatie, een Bedrijven Investeringszone (BIZ). Daarin zitten vastgoedeigenaren, kopers en huurders, ondernemers in de plint en ontwikkelaars die jaarlijks verplicht geld afdragen.  

In Utrecht is echter niet gekozen om groenbeheer mee te nemen, zegt Besters. ‘Een gemiste kans, als je het mij vraagt.’ 

Welke constructie het beste past bij een groenproject, blijft maatwerk. ‘Daarvoor moet je echt de buurt in. Kijk wie je bij het project kan betrekken en wat de wensen zijn. Dan volgt de financieringsconstructie vanzelf.’ 

Groen altijd kostenpost 

Er zijn volgens Besters voldoende voorbeelden voor groenprojecten die niet enkel door de gemeente gefinancierd zijn. Van het Spoorpark in Tilburg en een vlindertuin in Tiel tot het voorbeeld van Bryant Park in New York. 

Het Amerikaanse stadspark, dat volgens Besters geplaagd werd door drugsgebruikers, is in bruikleen gegeven aan private investeerders en wordt nu geëxploiteerd met de opbrengsten van horecagelegenheden in en om het park. 

‘Er gaat nu jaarlijks 15 miljoen om in dat park. In Nederland wordt veel van ons groen nog altijd als een kostenpost weggeschreven. Over groene baten lees je in een begroting niets.’ 

Hetzelfde gebeurt volgens Besters ook in het Amsterdamse Bos, waar concerten en festivals mede betalen om het groengebied in goede staat te houden. 

Congresdeelnemers staan niet positief tegenover het vermarkten van openbare ruimte, zoals in Bryant Park. Zij vrezen dat de openbare ruimte hierdoor niet langer gratis en voor iedereen toegankelijk zal zijn. 

Zo kort door de bocht moet het ook niet gezien worden, waarschuwt Besters. ‘Je hoeft de openbare ruimte niet weg te geven of te koop te zetten. Goede afspraken en duidelijke tenders helpen een gemeente sturen op wie je als ontwikkelaar aantrekt. Je kunt randvoorwaarden of prestatieafspraken opstellen over het gebruik van de openbare ruimte.’  

Het is volgens de partner bij STIPO zelfs mogelijk om, als groenvoorzieningen winstgevend blijken, geld te laten terugstromen naar een stadsbreed fonds. Hieruit zou extra vergroening in armere wijken betaald kunnen worden. 

Het probleem zit hem er vooral in dat we groen nu alleen zien als kostenpost en dat de gemeente daarvoor volledig de rekening draagt.’ 

Stadsgroen in Nederland is vaak bewust ‘schaamgroen’ om kosten te besparen, aldus Besters. Als gemeenten de komende jaren ook nog extra groen willen toevoegen, krijgen ze het kostenplaatje volgens de politicoloog niet rond. 

Zij moedigt gemeenten aan om niet bang te zijn om de publieke ruimte te cocreëren en co-financieren met bewoners en vermogende partijen. ‘De openbare ruimte en groenvoorzieningen kan je er vooral mee verbeteren.’ 

‘Kosten eerlijk verdelen’ 

Ook Anne Luijten, bestuursadviseur Groene Leefomgeving bij de gemeente Arnhem, roept gemeenten op om hun vergroeningsopgave vooral niet te onderschatten.  

Haar gemeente hoopt in 2030 volledig klimaatadaptief te zijn. Luijten opende het Stedelijk Interieur Congres als ‘de eerste generatie die al vroeg met klimaatverandering te maken heeft’. 

Luijten: ‘Ik vind dat een wassen neus. We zullen nog zeker drie generaties bezig zijn om klimaatadaptief te worden, want klimaatverandering zal ook na 2030 nog doorzetten.’ 

Arnhem heeft per wijk groene actieplannen. Voor sociaal-kwetsbaardere wijken is meer geld beschikbaar, ook gaat de gemeente daar actiever de buurten in. ‘Als het gaat om het vergroenen van Arnhem, moeten we ervoor zorgen dat de kosten eerlijk verdeeld worden. Veel bewoners hebben zelf voldoende middelen om te vergroenen.’