Om bewoners mee te krijgen bij een aanpassing in hun straat, buurt of wijk, is geen absolute meerderheid nodig. Al met steun van een kwart van bewoners kan ‘de bal gaan rollen’. Gedragspsycholoog Chantal van der Leest vertelt erover op het Stedelijk Interieur Congres. Hoe kunnen gemeenten als Amersfoort en Haarlem die kennis gebruiken in participatieprocessen?
Dit is een ingekorte versie van het interview met Chantal van der Leest. Het volledige interview staat in de aankomende editie van het vakblad Stedelijk Interieur. Neem een abonnement. |
Over welke ingreep in de openbare ruimte het ook gaat, het is zaak voor gemeenten om bewoners, lokale ondernemers en andere organisaties mee te nemen in het proces en het eindresultaat.
Zij leven immers op plekken waar bijvoorbeeld parkeerplaatsen plaatsmaken voor een wadi of groene border, aanpassingen aan hun eigen leefomgeving waar zij een mening over hebben. Hun inspraak is daarbij belangrijk.
Aan ambtenaren en ontwikkelaars de taak om medestanders te vinden die projecten helpen vormgeven en aan medebewoners willen uitleggen. In gemeenten als Amersfoort en Haarlem gaat dat niet voortvarend, zo lijkt het. Daar levert nieuw parkeerbeleid veel weerstand op.
Dat hoeft niet te betekenen dat gemeenten op het verkeerde pad zitten, vertelt Chantal van der Leest. Zij is gedragspsycholoog met veel ervaring rondom klimaatadaptieve projecten en is hoofdspreker op het Stedelijk Interieur Congres. Daar vertelt ze hoe om te gaan met te gaan met weerstand in participatieprojecten.
Social tipping point
Van der Leest hoopt ambtenaren en hun partners op 7 november in ieder geval van één overtuiging af te helpen. Om met een (klimaatadaptief) project te starten is geen absolute meerderheid nodig.
Het ‘social tipping point’ ligt vaak al veel dichterbij dan gedacht. Dat is het moment in het proces waarbij een project nét genoeg steun geniet om een kantelpunt te veroorzaken. Na dat kantelpunt komen projecten in een stroomversnelling terecht, aldus Van der Leest.
Een kwart van bewoners (zij het een straat, buurt of wijk) is soms al genoeg om dat kantelpunt te bereiken. Als zij overtuigd zijn van de meerwaarde of noodzaak van een project, dan volgt een groter deel van bewoners vaak vanzelf.
‘Je zoekt naar mensen die sterk geworteld zijn in de straat of buurt waarin ze wonen, die lijntjes hebben met andere bewoners en waarin vertrouwen heerst. Het liefste bewoners die ‘een spil in de wijk vormen’.
Mensen zijn sociale wezens, aldus Van der Leest, en kijken heel sterk naar wat anderen doen. Dat heeft volgens haar te maken met een sociale controle: wie in een buurt behoort tot de achterblijvers die bijvoorbeeld de tuin niet vergroend of zonnepanelen laat plaatsen, voelt druk om de norm op te volgen.
Overheden wachten volgens de gedragspsycholoog te lang op een meerderheid voor zij hun beleid erop aanpassen. Dit terwijl enthousiaste bewoners vaak al aan de slag zouden kunnen. Zij zijn geholpen met instrumenten helpen die hen in het zadel helpen en het makkelijker maken om medebewoners ook mee te krijgen.
Aan gemeenten om hen die instrumenten op tijd te geven. Zij doen dit vaak nog te laat, vindt Van der Leest, uit vrees om in de ogen van bewoners ‘iets door te drukken.
Weerstand hoort erbij
‘Wees niet bang voor weerstand in participatieprojecten. We denken vaak dat we iets fout doen als we op verzet stuiten, maar dat klopt niet’, vervolgt ze.
Als voorbeeld noemt ze de groenplannen van haar eigen gemeente Amersfoort. Ambtenaren dachten daar dat hun plannen niet goed genoeg waren als bewoners ertegen waren.
Het tegenovergestelde is waar, volgens de gedragspsycholoog. ‘Weerstand is op zijn allerergst als je bijna tegen een kantelpunt aan zit’, legt ze uit. ‘Als je een gevoelige snaar raakt, dan weet je dus dat bewoners eenzelfde urgentie voelen.’
Bewoners kunnen het met gemeentelijke ambities eens zijn, maar toch weerstand bieden. Het gaat dan vaak om bewoners die nog niet voldoende weten wat er van hen verwacht wordt of hoe de nieuwe situatie eruit zal zien. ‘Dan wordt er in hun beleving getrokken aan hun leefomgeving, zonder dat ze daar zelf klaar voor zijn.’
Luisterend oor
Voor bewoners is een gemeente of projectontwikkelaar eigenlijk ook maar ‘gewoon een partij’, zegt Van der Leest. Zij zijn geen bekend gezicht voor bewoners, dat realiseren gemeenten en projectontwikkelaars zich niet altijd even goed.
‘Jij hebt dan misschien al wel een tijdje een wijk op het oog waar je klimaatadaptieve ingrepen wil doorvoeren. Maar bewoners wonen daar zelf al jaren. Zij hebben er een heel eigen leven, en daar val jij als ambtenaar of ontwikkelaar dan plots met de deur in huis.’
Voor bewoners die zich niet herkennen in de behoefte aan groenere, veiligere straten of buurten, geldt dit nog het meest. Het advies van Van der Leest is dan ook hier: zet medebewoners in die wél al openstaan voor de transformatie van ‘die enkele parkeerplekken’.
‘Laat die eerste bewoners hun buren meenemen in wat een nieuwe inrichting van hun straat of buurt hen oplevert. En hoe zij daarin kunnen meedenken.’