Minister Keijzer: meer hinder accepteren als we meer woningen willen bouwen

Leestijd: 3 minuten

Als Nederland een miljoen woningen wil bouwen, moeten we leren meer hinder te accepteren. Dat kan betekenen dat tuintjes soms onder water lopen en woningen dichter bij luidruchtige bedrijven worden geplaatst. Dat zei minister Keijzer van VRO. In de nieuwe Nota Ruimte, die voor de zomer zal verschijnen, zet ze ook in op een combinatie van functies. 

‘In het verleden betekende ruimtelijke ordening het scheiden van functies’, zei minister Keijzer tijdens haar eerste commissiedebat als minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening (VRO).  

‘Toen was de discussie dat woningen van bedrijventerreinen af moesten, want in verband met de regelgeving die er bestond waren dat functies die met elkaar in conflict kwamen’, aldus Keijzer. ‘Inmiddels kan je je afvragen of wij die luxe nog hebben.’ 

Het vinden van ruimte om überhaupt te kunnen gaan wonen en werken is door toenemende regels steeds lastiger geworden, hield ze de Kamerleden voor. Daarom wil ze vooral functies mengen.  

‘Parkeergarage onder de duinen bij Katwijk, combinatie van retail en recreatie in groen op het Dakpark in Rotterdam.’ Ook moet er voldoende ruimte voor werken zijn, soms met woonwijken dichtbij.  

‘Mensen moeten ook werken om hun boterham te kunnen verdienen.’ En niet iedereen werkt in een kantoor. Het verplaatsen van ruimte voor werk voor woningbouw is niet altijd de juiste oplossing, aldus Keijzer.

Rekening houden met water en bodem 

Dat betekent ook dat ze afscheid neemt van het motto water en bodem sturend. Al in het coalitieakkoord en het regeerprogramma staat dat het kabinet rekening gaat houden met water en bodem, maar dat er meer mogelijk moet zijn. 

Dat standpunt herhaalde ze nogmaals, tot ontzetting van GroenLinks-PvdA. ‘Bouwen op niet zo slimme plekken en alleen met technische oplossingen werken, is niet de toekomst voor hoe we in waterland Nederland zouden moeten leven’, zei Kamerlid Geert Gabriëls. 

Keijzer: ‘Daar waar gebouwd wordt op plekken die laag liggen, is het probleem waterberging. Dat is een probleem als het zoveel regent dat het niet afgevoerd kan worden. Dan kun je of zeggen, daar moet je niet willen bouwen. Of je zegt, de slootjes moeten breder en je moet accepteren dat eens in het jaar de tuin onderloopt.’  

Keijzer refereerde ook aan de ontwikkellocatie Zuidplas, waar het waterschap naar de rechter is gestapt. Provincie, gemeenten en waterschappen nauw samenwerken en voorkomen dat overheden geschillen onderling uitvechten via de rechter. ‘Burgers snappen hier niets van.’ 

Als voorbeeld gaf ze het grote grootschalige bouwgebied Rijnenburg bij Utrecht. Hoe je met waterberging omgaat, is daar in overleg met het waterschap opgelost door een recreatieplas in te plannen. Zo kan het ook, wilde ze maar zeggen. 

In die uiteindelijke weging tussen functies en regels moeten we kijken naar wat wij vinden nog acceptabel vinden als wij een miljoen woningen willen bouwen, zei de minister.  

Als voorbeeld gaf ze de Ladder voor Stedelijke Ontwikkeling. Haar voorganger Hugo de Jonge wil het aantal woningen in dat kader al optrekken van twaalf naar vijftig. Keijzer sloot niet uit dat dat er meer kunnen worden, net als makkelijker woningen op erven bijbouwen. ‘Iedere woning is er een.’ 

De Nota Ruimte is daarbij het zelfbindend kader, zei ze, in de uitvoeringsagenda met bijbehorende afspraken. ‘Dan moeten we uiteindelijk met elkaar accepteren dat dat de keuzes zijn die we hebben gemaakt, ongeacht om welke functie het gaat.’ 

Expertise bij lokale overheden 

De minister wil de regie nemen op de inrichting van Nederland, en soms met de Omgevingswet aan de hand ingrijpen als het gaat om nationaal belang, zoals ruimte voor Defensie. Maar uiteindelijk is het volgens haar aan de lokale overheden om de precieze inrichting van een gebied af te spreken. ‘Daar ligt de expertise.’ 

Hoe ga je vervolgens betaalbaar bouwen? ‘Dat zit in de Wet regie’, aldus de minister. ‘Daar zit tweederde betaalbaar in waarvan eenderde sociaal. Niet op wijkniveau, niet op gemeentelijk niveau, maar op woningbouwregio niveau.’ 

De woningbouwplannen moeten vervolgens wel te bekostigen zijn. ‘Ik kijk naar wat al die eisen die we stoppen in woningbouwlocaties kosten.’ Ofwel: kan het uit. ‘Tegelijkertijd zeg ik ook tegen bouwers en investeerders: ik ben niet op aarde om mensen die huizen van 6 ton te betalen, te helpen.’ 

‘Mijn grootste zorg zit in betaalbaar wonen voor middengroepen.’ En als bouwers zeggen dat het niet kan, dan moeten ze de boeken opengooien. ‘Wie zegt dat het niet kan, moet het ook bewijzen.’