Het leven van adviseurs verkeer en mobiliteit is al tijden niet te benijden. Terwijl de personenauto in onze steden meer dan 80% van de verkeersruimte in bezit heeft, omarmen zij sinds kort vol overgave het STOMP-principe. Voetgangers eerst, dan de rest. Goed voor de leefbaarheid, gezondheid, stedelijkheid, nabijheid. Ga daar maar aan staan. Maar eerst even een beetje context.
Voetgangers gebruiken in percentage veruit de minste ruimte, en onder hen bevinden zich ook nog de meest kwetsbare verkeersdeelnemers. Begeef je een keer met een blinddoek om of in een rolstoel je in het verkeer en je weet hoe gevaarlijk en vol obstakels onze openbare ruimte is. Dus die verhoogde aandacht is ook om deze reden meer dan terecht.
Met de komst van de auto is, zeker de afgelopen 50 jaar, onze openbare ruimte steeds minder ingericht op verblijf en ontmoeting. Buiten de historische centra is de verkeerstechniek die past bij automobiliteit dominant. In steden die geheel gepland zijn (Almere, Zoetermeer) en voorzien zijn van uitgebreide netwerken van fietspaden en busbanen, is dat voornamelijk ingegeven om het conflict met de autostructuren te vermijden. Hierdoor is het wel verkeersveiliger, maar niet sociaal veiliger of aantrekkelijker geworden.
Onze steden verdichten, we moeten efficiënter met de ruimte omgaan. Dat was ruim een halve eeuw geleden geen gespreksonderwerp. In Den Haag woonden rond 1965 meer mensen dan nu, in een stedelijk gebied dat in omvang net iets meer dan de helft zo groot was. De publieke ruimte werd vooral benut door fietsen en trams, enig vrachtverkeer en een beperkt aantal auto’s. De straat was er nog voor de mens, we spraken er af, we gebruikten de straat als verlengstuk van de woning, de nering, de werkplek. In vrij korte tijd draaide dat helemaal om, vertrokken 150.000 mensen vanuit Den Haag naar Zoetermeer, Rijswijk en Leidschendam, en werd de auto het vervoermiddel bij uitstek. Nu zijn er in de stad 180.000 auto’s en nog veel meer parkeerplaatsen.
STOMP dus; want de groei van het autogebruik en -bezit kan zo niet voortgaan. De publieke ruimte kan het domweg niet aan. Congestie met de bijkomende gezondheidsschade en overlast, onveiligheid voor fietsers, opstoppingen in het openbaar vervoer, en steeds minder omgevingskwaliteit. De voetganger moet veel meer aandacht krijgen: bredere en obstakelvrije trottoirs, beschutting door bomen tegen zon, goede verlichting en zicht op de straat (de programmering van de ‘plint’). Want uiteindelijk wordt iedere verkeersdeelnemer een voetganger.
Richard Koek, stedenbouwkundige bij de gemeente Den Haag