Een écht natuurinclusieve wijk heeft alles in huis wat een mens ook wenst, van voedselbronnen tot onderdak en schuilplekken. Ontwikkelingsmaatschappij Heijmans voerde een eerste fase van haar monitoringsstudie uit in de bijna volledig opgeleverde wijk Parijsch in Culemborg. De proef bestond uit vier deelgebieden die elk natuurinclusiever werden ingericht. Ecoloog Vincent Nederpel licht de studie toe.
De wijk Parijsch in Culemborg is echt anders, zo staat er op de projectsite. Het is geen rechttoe, rechtaan nieuwbouw, maar een geheel van afzonderlijke buurtjes met ieder hun eigen karakter. Moderne designwoningen aan de oever, “tiny houses” langs een groene laan en een eigen stadspark midden in de wijk. Allemaal aan de rand van het bestaande Culemborg, tussen stad en uiterwaarden.
Het is bovendien een natuurinclusieve gebiedsontwikkeling, waar het principe van “water en bodem sturend” leidend is. Een eis voor de realisatie van Parijsch, dat er kwam op voorwaarde dat “als de stad naar buiten mocht, de natuur dan ook naar binnen moest”.
En dat heeft zijn vruchten afgeworpen, zegt ecoloog Vincent Nederpel bij Heijmans. Hij is een van tien ecologen van eigen ecologische afdeling van Heijmans en overzag de monitoring van natuurwaarden in de nieuwe wijk.
Stijgende lijn
In vier uitgekozen deelgebieden monitorde Heijmans vorig jaar van april tot en met september de aanwezigheid van soorten en het gebruik van natuurinclusieve ingrepen. De ontwikkelaar geeft aan de functionaliteit van natuurinclusieve maatregelen nu voor het eerst op deze schaal te hebben onderzocht.
De volledige onderzoeksvraag was: zorgen natuurinclusieve maatregelen in en rondom nieuwbouwwoningen voor meer divers leven in een wijk? De vier gebieden zijn opvolgend tot stand gekomen en hebben elk hun eigen mate van natuurinclusieve maatregelen. Door ze op volgorde van natuurinclusieve ambitie te zetten, wordt een stijgende lijn zichtbaar in de gezondheid van de natuur in het gebied.
‘Als een huismus niet binnen 50 meter van zijn nestje aan voedselbronnen kan komen, dan komt die jouw wijk écht niet opzoeken’
In het deelgebied Antoon van Wijngaardenweg, in 2017 zonder toegepaste maatregelen gerealiseerd, zijn al vogelnestjes gespot. In deelgebieden Sporthelden Oost en Forteneiland, waar veel uitgebreider aan natuurinclusieve maatregelen is gedacht, is de opbrengst veel hoger.
Dit leidt er zelfs toe dat in deelgebied Borg en Buiten, tijdens de monitoringsstudie braakliggend opgeleverd zónder maatregelen, nieuwe soorten zijn waargenomen, zoals de kleine plevier, de meerkoet en de wilde eend.
‘Erg tevreden’
De resultaten spreken voor zich. Zeker 30 procent van de in de nieuwbouwwoningen geïntegreerde nestkasten voor vogels is bewoond. Opvallend noemt Nederpel dat sommige vogelkasten door spreeuwen en huismussen ook dubbel zijn gebruikt, dat wil zeggen: meerdere keren in één broedseizoen door meerdere legsels.
Verder zorgen de groen- en watervoorzieningen voor een levendige vegetatie en trekken zij nieuwe groepen insecten die voor de bouw nog niet veel voorkwamen. Muggen worden juist effectief tegengewerkt, door het plaatsen van speciale voorzieningen voor vleermuizen.
‘Wij zijn als ecologen, zeker gezien de nog maar zeer jonge wijken, van nog geen jaar oud tot 7 jaar oud, erg tevreden over de huidige bezetting en kijken positief naar de toekomstige bezettingsgraad’, licht Nederpel toe.
De resultaten van dit onderzoek naar de biodiversiteitsmaatregelen in Parijsch, zijn de eerste uit een langer lopende monitoringstudie van Heijmans. Volgens de visie van Heijmans blijft de ontwikkelaar, en daarbij ook de ecologen, vaak langjarig betrokken om de leefbaarheid van de projecten te blijven monitoren.
Zo mens, zo dier
De conclusie van de eerste fase in een bredere monitoringsstudie in andere wijken van Heijmans, is dat dier en plant (net als de mens) meer nodig hebben dan een veilige plek om te overnachten. Zoals bewoners van Parijsch een dak boven hun hoofd hebben, als slaapplek en voor beschutting tegen de weersomstandigheden, en op bereikbare afstand naar de supermarkt kunnen, willen soorten in de natuur niet veel anders.
Het plaatsen van nestkastjes is sympathiek, maar op zichzelf onvoldoende. Een natuurinclusieve wijk vraagt om een volledige infrastructuur. ‘Als een huismus niet binnen 50 meter van zijn nestje aan voedselbronnen kan komen, dan komt die jouw wijk écht niet opzoeken’, aldus de ecoloog bij Heijmans. Nestvoorzieningen, voedselbronnen, groenblauwe verbindingen en schuilmogelijkheden zijn allemaal ingrediënten voor het faciliteren van ecosystemen.
‘Waar we dit hebben aangebracht, daar vind je nu al gezonde stadsecologie. Soorten zijn er volop aanwezig, een paar jaar na oplevering al.’ Nederpel vertelt over waarnemingen van hele kolonies van huismussen, maar ook het zien van de gierzwaluw. ‘Dat is een soort die kritisch is op de leefomstandigheden. Voor ons ecologen is dat echt een kers op de taart.’
Nederpel is nog het gelukkigst met de veelzijdigheid van algemene soorten in Parijsch. ‘Als er veel algemene soorten te vinden zijn, dan weten we dat er een goed systeem staat’, vertelt hij. Dat heeft te maken met de voedselpiramide. De onderste lagen, bestaande uit die algemene soorten, vormen de grootste bron van biodiversiteit. Een gierzwaluw is dus veelbelovend, maar vooral algemene soorten verdienen primaire focus.
‘We komen van een sterke baksteenverslaving en een hang naar nagenoeg perfecte “lollybomen” en blokhagen.’
Instrumentarium
Het natuurinclusieve instrumentarium is groot, zegt Nederpel, en varieert van concrete toepassingen zoals nestkastjes tot het aanbrengen van uiteenlopend en gelaagd wijkgroen. In de openbare ruimte kan worden gekozen voor grotere, meer natuurlijke groenvoorzieningen met een recreërende functie en parkeerplaatsen met halfverharding. Dat laatste zorgt voor onkruid – volgens Nederpel een woord met een onterecht negatieve connotatie – met veel nectar en zaadafzetting voor vogels en insecten.
‘In een natuurinclusieve wijk is ruimte voor groenperkjes die meer hun gang kunnen gaan. Ze mogen wat besjes hebben en een stevige boom’, aldus de ecoloog. Hij moedigt ontwikkelaars en hoveniers aan om op 1 vierkante meter diverse soorten te voorzien van leefoppervlak: ‘Je kan onder een struik gerust nog wat bloemen planten, zodat je op meerdere hoogten iets aanbiedt. Als de beplanting dan ook een waarde heeft voor biodiversiteit, of nog liever regio eigen is – passend in het lokale landschap – dan draag je bij aan meerdere aspecten van een gezonde leefomgeving.’
In Parijsch is gebruikgemaakt van groen-blauwe structuren die vanuit de uiterwaarden de wijk in lopen. Oevers lopen vloeiend over in het groen of zijn pas bij de waterlijn beschoeid. Robuuste groenstructuren met vogelbosjes trekken ook veel aandacht. In de Culemborgse wijk liggen daarnaast wadi-woningen, waarbij een reeks woningen aan één doorlopende wadi liggen. Hier geldt: als je achterom wilt nadat het heeft geregeld, trek dan je laarzen aan. Een verhard pad was daar niet nodig, besloot Heijmans.
Nederpel adviseert gebiedsontwikkelaars ook om zich niet alleen te laten beperken door natuurinclusieve oplossingen die al bekend zijn, zeker wanneer blijkt dat deze oplossingen afdoende of niet praktisch blijken. Op erfafscheidingen van Parijsch waar een haag niet wenselijk bleek, zijn speciale, natuurinclusieve schanskorven geplaatst. Onderop zijn inbouwvoorzieningen geplaatst voor egels. Boven op de korf is ruimte voor een plantenbak.
Hele keten nodig
‘Wat we weten over natuurinclusief bouwen en wat we tijdens dit monitoringsproject bevestigd hebben gekregen, is dat je naar de hele keten moet kijken. Wij zijn als Heijmans de aannemer, maar je hebt uiteindelijk ook de planmakers en uiteindelijk de beheerders.’ Dat zijn vaak de gemeenten, maar soms wordt ook van bewoners gevraagd om een deel van het openbaar groen te beheren. Zij bepalen in dat geval mee hoe het wijkgroen er op de langere termijn uit zal zien.
Als bewoners iets niet herkennen en wijkgroen buiten hun referentiekader valt, dan krijg je volgens Nederpel al snel dat mensen er iets van vinden. Dit hangt samen met de wijze waarop verwacht kan worden hoe bewoners de wijk vervolgens zullen beheren.
‘Ook als het aankomt op gebouwen. We komen van een sterke baksteenverslaving en een hang naar nagenoeg perfecte “lollybomen” en blokhagen. Maar we zijn onderweg naar een transitie met elkaar met daarin natuurinclusief wonen als het nieuwe normaal.’ Die steriele omgeving voegt vaak niets functioneels toe, zoals de bakstenen muur. Sterker nog, de actualiteiten leren ons dat deze drukkende crisis door een steriele inrichting juist zijn verergerd.
Leefomgeving borgen
Heijmans wil voorafgaand aan gebiedsontwikkelingen al met alle partners aan tafel. ‘We willen weten wat voor wijk we gaan bouwen en hoe we die gezonde leefomgeving borgen’, zegt Nederpel. ‘Door aan de start aan tafel te zitten, kan je als Heijmans en als ecoloog een ambitie neerleggen. Minimaal 70 procent inheemse beplanting in de wijk bijvoorbeeld.’ In eerste gesprekken kan al goed worden besproken wat de partijen willen op het gebied van biodiversiteit en leefbaarheid, zonder dat je al in detail weet hoe het gebied eruit komt te zien.
‘Ook de gemeente, die dus veelal het beheer doet van het openbaar groen, heeft daar een stem in. Die kan ook aangeven wat een no-go is, wat haalbaar is en welke vragen nog om verdieping vragen.’ Heijmans spreekt zelf in ieder geval de ambitie uit om een gebied na projectontwikkeling beter achter te laten (bijvoorbeeld qua natuurwaarden) dan het bij aanvang is aangetroffen. De gemeente Culemborg beschikt volgens Nederpel in ieder geval over een hoog ecologisch kennisniveau: ‘We voerden gesprekken op een hoger niveau en konden daardoor grotere stappen zetten in het proces.’
Onderhoudsarm
Door het uitspreken van hogere ambities nodigt de wijk juist ook het type bewoner uit die bewust op zoek is naar een groene leefomgeving. Zij zullen ook enthousiaster aan de slag gaan met de “inspiratiegids” die elke nieuwe bewoner van Parijsch ontvangt. Hierin staat hoe zij onderhoudsarm kunnen bijdragen aan de gezonde leefomgeving, in hun eigen tuin en voor de voordeur.
‘Houd bijvoorbeeld de groene haag in de tuin in plaats van een schutting. Of zorg ervoor dat maximaal een derde van je tuin verhard is. Zet een regenton neer’, parafraseert de ecoloog uit de gids. ‘Ogenschijnlijk makkelijke dingen, maar wel dingen waar we soms aan voorbijgaan en die een grotere impact hebben als waar we ons soms bewust van zijn.’