Natuurinclusieve steden vragen om wetgeving: een ondergrens voor waar natuurinclusief minimaal aan hoort te voldoen. Onno Dwars, CEO van Ballast Nedam Development en domeinleider namens de Agenda Natuurinclusief, zei het al op de Nationale Groendag. In een interview in de Steenbreek special van Groen reflecteerde hij op radicaal vergroenen, een puntensystemen voor natuurinclusieve stedenbouw en de impact van ‘renders’ vol aantrekkelijk groen.
Het onderstaande verhaal stond eerder in de Steenbreek-special van het vakblad Groen. Na het lezen interesse in meer van dit soort artikelen? Neem dan een abonnement op Groen via deze link en ontdek veel meer groeninzichten!
In zijn verhaal op de Nationale Groendag in het Openluchtmuseum in Arnhem heeft Onno Dwars het over de relatie tussen de natuurinclusieve en vergroende stad en de gezondheid van haar inwoners en bezoekers. Radicaal vergroenen kan ons potentieel gemiddeld 5 jaar langer laten leven, aldus Dwars. Daar staat tegenover dat de rekening voor de gezondheidszorg enkel blijft stijgen als we niet dichter bij de natuur gaan staan. Een groene omgeving leidt bewezen tot minder gezondheidsproblematiek als diabetes, stress, depressie, astma, hoge bloeddruk en vroeggeboortes.
‘We maken Nederland en Europa sterker met vier grote stappen’, aldus de CEO van de gebiedsontwikkelaar. ‘In 2030 moet energieneutraal bouwen de standaard zijn, hebben we standaarden voor wat natuurinclusief hoort te zijn, stoot de sector netto niets meer uit en zijn gezondheidskosten omlaag gebracht.’ In deze Steenbreek-special van Vakblad Groen licht hij zijn verhaal toe.
Op de Groendag ontstond discussie over wat “radicaal vergroenen” nu eigenlijk belichaamd. Hoe kijkt u daarnaar vanuit uw rol bij Ballast Nedam Development?
‘Stedelijke vergroening moet je zien als acupunctuur, waarbij je elke keer een stukje aanpakt. Zo ontstaat er een ecoductsysteem, met verbindingen in de vorm van gebouwen en groene straten die het mogelijk maken dat soorten als de vleermuis en mussen weer kunnen leven in onze steden. Juist die druppels op de gloeiende plaat maken het verschil, als je met nieuw- en verbouw structureel natuurinclusief een bijdrage levert.’
Onderzoeker Cecile Konijnendijk pleit voor vergroenen volgens de 3-30-300-regel. Landschapsarchitect Adriaan Geuze zegt juist dat je radicaal vergroent met grotere gebaren. Leunt u dan meer naar 3-30-300?
‘Ik ben het meer eens met Konijnendijk, al begrijp ik het perspectief van Geuze en architectenbureau West 8, die juist bekendstaan om grote projecten. Ik geloof echter dat we meer bereiken als we alles in ons doen en laten in het teken zetten van vergroenen. Elke straat die op de schop gaat: gelijk vergroenen.
Ik geloof wel dat grote projecten zorgen voor een mindset shift, waardoor iedereen van overheid tot marktpartijen in de modus komt om verder te vergroenen. Maar elke groene straat of gebouw is net zo goed een gebaar, zo krijg je ook een gezonde leefomgeving. De gebiedsontwikkeling Cartesius in de gemeente Utrecht is voor mij ook een statement voor de hele sector voor wat er mogelijk is op het gebied van duurzaamheid en gezondheid.’
U noemde het op de Groendag al, die ondergrens. Dat blijkt hard nodig?
‘Ik ben daar groot voorstander van. Op dit moment is het minimale vereiste punten welgeteld nul. Je hoeft dus niets te doen. En een vereiste die start bij nul, dat is natuurlijk geen vereiste. Er bestaan al puntensystemen die zich lenen voor natuurinclusief bouwen, waarbij een bouwproject een minimumaantal punten zou moeten krijgen op basis van natuurinclusieve keuzes die zijn gemaakt.
Ik roep de landelijke overheid op om de lat omhoog te schroeven en van elkaar te leren op welke manieren je natuurinclusief kan bouwen. Dan komen er vanzelf innovatieve projecten die de norm omhoogtrekken. Als Ballast Nedam Development hebben we onze vereisten op het gebied van natuurinclusief bouwen in een standaard vervat.
Wij vinden dat op provincie-, gemeente- en projectniveau beleid en wetgeving nodig is. Daardoor krijg je die verbinding tussen groene straten en gebouwen. Je hoort vaak dat nieuwbouw al met veel factoren rekening moet houden en dat natuurinclusiviteit daardoor lastig in te passen is. Dat erken ik, maar je kan met nieuwbouw wel met nieuw gedachtegoed aan de slag en je eigen duurzame ambities vooropzetten. Dan is het wel verstandig om ook meer aandacht te besteden aan het beheer en onderhoud van groen in nieuwe projecten, om te zien of het slaagt.’
Het groen mist een langetermijnvisie?
‘Groen vraagt om een eeuwig commitment. Vergroening moet langdurig en kwalitatief worden gemonitord om zo te voorkomen dat vergroeningsacties plaatsvinden die enkel voor de beeldvorming zijn en na een jaar alweer aan vervanging toe zijn. Dit zijn onnodige kosten en doet afbraak aan de biodiversiteit.
Wat we te weinig doen in de gebouwde omgeving is het meten van de impact van het groen dat we toevoegen. Heeft het impact op de luchtkwaliteit of de hittestress? Draagt het bij aan het welzijn van bezoekers en bewoners van een stad? Die onderbouwing rechtvaardigt om te investeren in groenvoorzieningen. Dit is nu nog te vaak gestoeld op onderbuikgevoelens. Je hebt het dan eerder over correlatie, maar geen causaliteit. Het monitoren staat nog in de kinderschoenen.’
Hoe ziet die ondergrens eruit? Zonder groen dak geen toestemming?
‘In juni 2024 verwachten we dat nestkastjes verplicht worden in alle nieuwbouw. Het is een eerste stap, gezet door demissionair minister De Jonge als reactie op marktinitiatieven. Als Ballast Nedam Development hebben we bijvoorbeeld het manifest Bouwen voor natuur geschreven samen met andere partijen, met drie bouwstenen voor natuurrijke dorpen en steden. En met een petitie, met een coalitie van partijen, van 15.000 handtekeningen hebben we dit bij het Rijk onder de aandacht gebracht.
Het is lastig om te zeggen wat die ondergrens precies moet zijn. Maar in gesprekken met waterschappen en andere belanghebbende partijen in de sector zijn we al op zoek naar andere toevoegingen. Ballast Nedam Development zet in het geval van platte daken in op vergroenen of het plaatsen van zonnepanelen. We minimaliseren verhard oppervlak, zoals in het verhaal van Konijnendijk. Die regel kan je echter niet als absolute wet beschouwen, want in sommige situaties kan je niet afdwingen dat er binnen 300 meter een park komt te liggen. Het is net zo lastig om uitzicht op 3 bomen als de grond niet van jou als ontwikkelaar is.
Wat je wél kan doen is het plaatsen van verblijfsvoorzieningen voor diersoorten, groene daken en gevelbeplanting. Die doen ook veel voor de biodiversiteit in de stad en het welzijn van bewoners. Van die elementen kan je nu al een prioriteit maken. En wettelijk vastleggen met die “ondergrens”.’
‘We werken met NL Greenlabel samen in de gemeente Voorhout om tot een stedenbouwkundig plan te komen met 1300 woningen, waarbij we de natuur centraal stellen. Met een labelsystematiek komen we zo tot een minimum aan kwaliteit voor groen. We zien dit in meer projecten terugkomen, mede door druk van waterschappen. Het is dus niet zo dat het nu nog niet kan.’
Op het Stedelijk Interieur Congres ging het over steden op water en wijken midden in de natuur. Is dat een haalbaar vergezicht?
‘Het kan wat mij betreft niet extreem genoeg bij vergezichten. Dergelijke vergezichten helpen de verbeelding op te rekken van wat natuurinclusief wonen kan zijn. Tien jaar geleden vonden we zonnepanelen op gevels ook nog extreem.
‘Dat is wat anders dan dat je zegt ‘dat moet de norm worden’. Dat zal voor velen te radicaal zijn, los van het feit dat er waarschijnlijk onvoldoende vraag is naar drijvende woonwijken of appartementen half onder de grond. Desondanks hebben dit soort projecten het wel in zich om de norm voor natuurinclusief te verleggen.’
‘Goede voorbeelden nodigen uit om zelf ook de lat hoger te leggen. De hele sector moet hierdoor denken ‘dat wil ik ook’. En dan komen ontwikkelaars en de rest van de keten er vanzelf achter dat bouwen met de natuur centraal helemaal niet duur hoeft te zijn. En soms zelfs lonend om ermee te experimenteren.’
Worden mooie plaatjes niet ook gebruikt voor “greenwashing”?
‘In veel gevallen juist andersom. Ik heb op de Nationale Groendag ook artist impressions laten zien en vergeleken met eindresultaten. Ik liet toen zien dat sommige projecten juist groener worden dan een render. Als Ballast Nedam Development voegen we in menig project meer groen toe dan in eerste schetsen te zien is, op daken en de hoogte in. De transitie naar natuurinclusieve steden is voornamelijk ook een mentale transitie die kaders verlegt. Door te zien wat er mogelijk is, gaan mensen er harder voor aan de slag.’