Ongezonde, vaak oudere wijken hebben een ‘kantelpunt’. In het vijfjarige onderzoeksproject ECOTIP onderzoekt een consortium hoe verschillende omgevingsfactoren zoals sociale cohesie, vergroening en gezond voedselaanbod bijdragen aan een gezonde leefomgeving en waar de ondergrens voor deze factoren ligt in verschillende wijken. Ambtenaren, zorgprofessionals en burgers kunnen hierin een rol spelen.
In een ongezonde leefomgeving word men niet uitgenodigd tot gezonder gedrag. Sterker nog: Nederlanders kiezen er soms niet voor om te wonen in een ongezonde, fysieke leefomgeving. Zij komen op ongelukkige wijze terecht in een wijk met ondermaatse huisvesting en verrommeling of zij wonen hier al hun hele leven.
‘Met dit population health-onderzoek willen we uiteindelijk de gezondheidsverschillen in Nederland verkleinen’, vertelt hoogleraar Jessica Kiefte-de Jong. ‘Het zijn de minder welvarende bevolkingsgroepen die vaak meerdere leefstijl gerelateerde aandoeningen krijgen, zoals diabetes, overgewicht en longproblemen. Een ongezonde fysieke leefomgeving draagt sterk bij aan het ontwikkelen van deze aangetaste gezondheid, in sommige gevallen chronisch, en zet het Nederlandse zorgsysteem verder onder druk.
Zo is er een sterke relatie te leggen tussen ongezonde Nederlanders en een gebrek aan natuur, ongezond voedselaanbod, luchtvervuiling en geluidsoverlast. Dat gebrek aan of teveel van vindt meestal al plaats in hun eigen wijk. Al deze factoren kunnen van invloed zijn op de gezonde leefstijl van mensen, zegt ook Kiefte-de Jong. ‘Zo kan het moeilijker zijn om gezonde voedselkeuzes te maken als er meer snackbars in de buurt zijn dan supermarkten.’
Hoogleraar Kiefte-de Jong is projectleider van ECOTIP. Dit onderzoek, geleid door het Leiden Universitair Medisch Centrum (LUMC), zoekt antwoord op de vraag: op welk moment is er echt een tekort aan groen, gezond voedselaanbod of schone lucht in een buurt? En onder welke drempel is een wijk zelfs ziekmakend? Met het antwoord hierop, moeten huidig beleid en huidige samenwerking versterken om ongezonder wordende wijken en buurten tijdig te behoeden van een neerwaartse spiraal.
‘In de milieuwetenschappen doen ze dit zo al. In ecosystemen kan je zien op welk punt deze achteruit gaat, als er niet wordt ingegrepen’, legt de hoogleraar uit. In oudere wijken of wijken met een lagere sociale status werkt dit evengoed zo. ‘Hoeveel ongezonde voedselaanbieders of reisbewegingen met de auto maken dat de gezondheid van bewoners in een neerwaartse spiraal terechtkomt? Dat meer dan de helft van een wijk aan overgewicht leidt, als voorbeeld.’
Zes testlocaties
Het onderzoek ontvangt vier miljoen euro van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), dat dit soort onderzoeken financiert, binnen de Nationale Wetenschapsagenda. Het geld stelt het onderzoeksteam om vijf jaar lang met ECOTIP aan de slag te gaan. In februari vindt de start van het project plaats.
Kiefte-de Jong is zelf van huis uit epidemioloog. Haar team bestaat verder uit een diverse groep deskundigen. Zo wordt ECOTIP bijgestaan door een medisch antropoloog, een bestuurskundige, een gezondheidseconoom, geografische experts, gedragswetenschappers en artsen. In het consortium zitten, naast het LUMC zelf, zorginstellingen UMC Utrecht, het Erasmus MC en het UMC Groningen. Ook kennisinstellingen Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen zijn aangesloten.
Het onderzoeksteam zal testen in wijken voornamelijk in steden in het westen, maar ook in Noord- en Midden-Nederland. Namelijk in Leiden-Den Haag, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Die wijken zijn nog niet geselecteerd, dit gebeurt pas na het verzamelen van de eerste data. De onderzoekers gebruiken daarvoor de ‘omgevingsstressindex’, dit laat zien waar een clustering van gezondheidsproblemen dreigt te ontstaan. ‘
Wijken die al over hun kantelpunt heen zijn, zijn voor ECOTIP minder waardevol. ‘Natuurlijk kennen we genoeg wijken waar gezondheidsklachten spelen. In veel gevallen wordt hier vaak al geld in geïnvesteerd. Of wijken zijn al te ver in die neerwaartse spiraal.’ Onderzoek naar deze wijken levert dan ook minder inzichten op die we in de toekomst op andere wijken kunnen toepassen, zegt Kiefte-de Jong.
Hoogleraar Population Health en projectleider Jessica Kiefte-de Jong. Beeld: LUMC
Huisartsen en burgers ondersteunen
Het onderzoeksproject is onder te verdelen in vier werkpakketten. Het eerste werkpakket is datagedreven onderzoek, hiervoor zal naar inschatting ongeveer de eerste helft van het gehele onderzoek voor uitgetrokken worden. Op basis van bestaande data analyseren de onderzoekers alle mogelijke verbanden tussen indicatoren in de leefomgeving en geregistreerde gezondheidsproblematiek.
De bestaande data over de grootste indicatoren is al omvangrijk, legt Kiefte-de Jong uit. Dit is onder andere gezondheidsdata van GGD Nederland, maar ook data over de voedselomgeving van wijken en data over luchtvervuiling van het RIVM. Ook is er data over de typen vergroening in wijken, de infrastructuur en mobiliteit in wijken.
Het tweede werkpakket kijkt naar beleidsmaatregelen van de afgelopen jaren. In focusgroepen met beleidsmedewerkers, gezondheidsprofessionals en burgers moet worden gekeken welk beleid in de verschillende steden heeft geleid tot ongezondere levensstijlen. Er zijn genoeg gemeenten die de problematiek erkennen, zegt Erik Buskens, hoogleraar Health Technology Assessment bij de Rijksuniversiteit Groningen en lid van het onderzoeksteam. Maar het probleem effectief weten aan te pakken, daar zit vaak de angel.
‘Ambtenaren hebben vaak niet in de gaten wat de dominante factor is voor de gezondheid in een wijk. Met de ogen van enkel een hoger opgeleide zie je enkel de oppervlakte, niet alle onderlinge relaties’, wijdt Buskens uit. Eerder onderzoek laat dit al zien, zegt hij. Het ECOTIP-project kijkt nu breder naar hoe ambtenaren kunnen identificeren wat wijken werkelijk als gebrek hebben? Wat maakt dat bewoners het individueel of collectief, op dagelijkse basis niet volhouden? ‘We moeten ambtenaren toerusten met die kennis.’
Slechts één factor is volgens hem zelden de totale oplossing. Daarom wordt er met ECOTIP een instrumentarium ontwikkeld om de vinger te leggen op wat wijken en hun inwoners nodig hebben. ‘Woningen kunnen er slecht uitzien (of ogenschijnlijk goed) maar dat hoeft niet overeen te komen met hoe de situatie er voor de bewoners uit ziet.’
Een mogelijke invulling voor dat instrumentarium voor ambtenaren is volgens Buskens een ‘mengpaneel’, waarmee zij factoren kunnen afstellen om met de juiste investeringen de grootste impact in afglijdende wijken te maken. ‘Gemeenten moeten zich wel bewust zijn van het feit dat je daarvoor wel alle schuifjes in beeld moet hebben. En dat vraagt weer om samenwerking tussen afdelingen, die nu nog altijd werken met eigen budgetten en eigen regels.’
De overige twee werkpakketten richten zich op de zorgprofessionals en burgers. Vooral huisartsen in de wijken zelf, hebben vaak goed zicht op de gezondheidsproblematieken die er op straat- en buurtniveau spelen. Volgens Kiefte-de Jong hebben zij behoefte aan ondersteuning om ontwikkelingen in de wijk aan te kaarten bij beleidsmakers bij de gemeente. ‘De samenwerking kan beter worden ingericht. Door misschien wel bijeenkomsten te organiseren om beleidsambtenaren te informeren over wat er aan signalen binnenkomen bij zo’n huisarts. We willen kijken hoe we bepaalde groepen mensen kunnen opsporen die extra gevoelig zijn voor het ontbreken van bepaalde factoren in de fysieke leefomgeving.’
Ook burgers spelen een rol in het verbeteren van de gezondheid in hun eigen wijk. Daarom zal het onderzoeksproject hen door middel van actieonderzoek ondersteunen in het zelf nadenken over hoe hun leefomgeving erop vooruit kan. In eerste instantie kan dan gedacht worden aan het opzetten van buurttuinen en buurtcentra. ‘We trainen de burgers net zoals de zorgprofessionals via welke kanalen zijn in contact kunnen komen met de gemeente om hun zorgen en ideeën te agenderen’, zegt hoogleraar Population Health Kiefte-de Jong.
Rondom de werkpakketten, die samen tot inzichten moeten leiden, zit een groot leernetwerk. De regio’s delen gedurende het project onderling resultaten. Goede interventies en ervaringen moeten zo ook in andere wijken getest worden.
Oprekken levensduur oudere wijken
Je zou kunnen zeggen dat het ECOTIP-project zich richt op oudere wijken met verouderde woningvoorraad. Deze wijken ontwikkelen zich over tijd tot wijken met minder sterke sociale milieus. ‘Alcoholverslaving en scheidingen vinden hier vaker plaats’, zegt Buskens. Etnische diversiteit maakt het inzichtelijk krijgen en oplossen van die opgaven nog lastiger, vult hij aan.
‘Er is ook heel lang gedacht dat je er met het realiseren van fatsoenlijke woningen al wel bent. Dan komen de jonge gezinnen met kinderen en is het automatisch gezellig.’ Op de lange termijn verandert dit beeld, daarom moet de gemeente altijd blijven werken aan de gezondheid van gedateerde wijken.
Onderzoeken als ECOTIP hopen de levensduur, door het versterken van de gezondheid en sociale cohesie, van die wijken op te rekken. Dit zou kunnen helpen om het huidige woonvoorraad beter in stand te houden.
Cruciaal is om daar geen natte vingerwerk van te maken. Het consortium zet dan ook in op generieke oplossingen, met ruimte voor maatwerk. Dat is dan ook een vereiste geweest van het NWO voor het projectvoorstel: contact met ambtenaren van de betrokken gemeenten.
Omgevingswet
‘De ontwikkelingen rondom de Omgevingswet nemen we mee’, aldus Kiefte-de Jong. In de Omgevingswet wordt het beschermen en versterken van de gezondheid, al decennialang een agendapunt in de milieuwetenschap, een integraal en noodzakelijk thema voor overheden en zorgpartners. Dat gaat nu nog hoofdzakelijk om luchtvervuiling en geluidsoverlast, maar vermeldt bijvoorbeeld nog niets over ongezond voedselaanbod. Naar die extra ruimteregels wordt gekeken.
Ook Buskens vindt het een goede zaak dat er in de nieuwe wet- en regelgeving meer oog komt voor de gezonde leefomgeving. Hij noemt de Omgevingswet echter iets dat later aan bod zal komen in het ECOTIP-project.
‘Het loopt parallel aan elkaar. Maar als ambtenaren straks meer grip hebben op de uitwerking van de Omgevingswet, dan kunnen we samen kijken naar de bevindingen van ons onderzoek.’ De Hoogleraar Health Technology Assessment doelt daarmee op de verschillende oplossingsrichtingen, onder andere in huidig en toekomstig beleid. ‘Dan kunnen we met ambtenaren bespreken: wat we straks willen, kan dat ook?’
Het onderzoek van het LUMC en andere consortiumpartners is dan ook niet enkel een academische exercitie. Ambtenaren, zorgprofessionals en burgers worden als eindgebruikers van de aanstaande onderzoeksresultaten direct betrokken en meegenomen in de lijn van het onderzoek. Dit was dan ook een vereiste van de subsidieverstrekking door het NWO.
‘Het sluit mooi aan op de tijdsgeest’, zegt Buskens. ‘Gezondheid is niet meer zomaar een onderwerp is dat je zijdelings in je onderzoek meeneemt. Ik ben blij dat we daar breder onderzoek naar mogen doen, zodat we over vijf jaar of eerder structurele verbeteringen kunnen aanbrengen in hoe we in onze wijken de gezondheid beschermen.’